CAMERACONTROLE OP DE WERKPLAATS
Deze materie wordt in België
geregeld door de interprofessionele CAO nr. 68.
Permanente controle is niet toegelaten. De controle moet voldoen aan de proportionaliteitsregel, met name hij moet verantwoord zijn door het na te streven doeleinde, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig.
De bewaking mag in principe geen inbreuk in de privacy van de werknemer tot gevolg hebben en als dit wel het geval is, moet deze inbreuk tot een minimum beperkt worden.
Geheime camerabewaking kan slechts bij strafbare feiten.
Op 17 oktober 2019 sprak de
Grote Kamer van het Europees Hof van de Rechten van de Mens een arrest uit over
een zaak van cameracontrole wegens een vermoeden van diefstal in een Spaanse
supermarkt.
Het personeel was op de hoogte van de installatie van de zichtbare, maar niet van de verborgen camera’s.
De verborgen camera’s waren op
de kassa’s gericht en na tien dagen stelde de manager van de supermarkt
diefstal vast van producten bij de kassa’s, waarop veertien werknemers werden
ontslagen.
Het Hof stelde vast dat de camerabewaking tien dagen duurde en ophield toen er voldoende bewijs van de diefstal voorhanden was en de daders geïdentificeerd.
Het Hof onderstreepte dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de privacyverwachtingen van de werknemers in voor het publiek toegankelijke plaatsen, waar er voortdurend contact was met de klanten en andere plaatsen zoals toiletten of vestiaires waar een zeer hoge privacyverwachting geldt.
Het Hof stelt dat deze verwachtingen ook nog hoog zijn in een gesloten werkplaats zoals een kantoor.
Het Hof onderstreept dat het informeren van de werknemers over de camerabewaking noodzakelijk is, maar achtte in de voorliggende omstandigheden deze schending van de regels niet doorslaggevend.
Een hoger publiek of privaat
belang kan het gebrek aan informatie rechtvaardigen.